Vanmiddag spreek ik in Den Oever af met Tom Hospes. Tom zal daar, na 68 kilometer rijden vanuit Balk, zijn spierwitte racekap in ontvangst nemen. Ik vertrek van huis en denk direct met een zachte band te rijden. Dat klopt en ik verwissel de GoCycle voor een nieuwe. Op de heenweg via Heerhugowaard zie ik in de verte een bijzonder felle en lage koplamp. Dat moet wel een Quest zijn. Het blijken er zelfs twee te zijn, Pé rijdt in Kees' kielzog. We praten even en gaan weer onderweg. Met de racekap is het makkelijk steeds rond 43 km/u te rijden.
Op het parkeerterrein bij de haven van Den Oever is Tom al present. Hij vindt de kap heel mooi maar past er maar net onder.
Na een praatje en een foto rijdt Tom de Afsluitdijk weer op. Ik ga via Middenmeer, nu met alleen het mini-vizier, richting zuid.
Ik experimenteer wat met het volgen van de luchtstroom die door het vizier tot heel ver naar achteren wordt geleid. Met een enkele vinger kan ik overal precies het punt vinden waar de luchtstroom wordt begrensd. Dit is niet alleen vlak achter het vizier, maar tot zeker een halve meter naar achteren. Dat verklaart de grote effectiviteit van het mini vizier.
Dan gaat het licht regenen en ik zet de schuimkap erop. Ik vind het maar een benauwde bedoening.
In Alkmaar staat plotseling een mountainbiker naast me. Hij vindt de Quest prachtig en vraagt honderduit. De man blijkt Jos Pronk te zijn, 63 jaar en woonachtig in De Rijp. Jos vraagt of ik zijn naam ken. Welzeker, Jos was ooit een gevreesd man in het marathon schaatsen. Jos gaat naar Alkmaar, ik naar De Woude. Na 118 kilometer kan de Quest weer in zijn warme onderkomen.
Vanavond ga ik naar Oostzaan. Patrick, één van de directeuren van Medipoort Zaandam en Krommenie, kan me waarschijnlijk helpen aan metalen platen voor het contragewicht voor het banden pendel apparaat. Dat blijkt te kloppen. Patrick heeft ruim voldoende platen van 3,7 kg ieder om 80 kg gewicht samen te stellen.