zaterdag 3 september 2011

NK Tijdrijden Texel 3e plaats 55,6 km/u

De weersvooruitzichten voor de tijdrit op Texel zijn prima. Toch zie ik het somber in. Dagenlang verstook ik meer dan twee pakjes tissues. Ik ben snotverkouden. Tot overmaat van ramp is mijn linker wijsvinger twee keer zo dik als normaal nadat ik in een doorn van een roos heb gegrepen. Het zweert onderhuids stevig. Gelukkig hoef ik links niet te schakelen.
Omdat ik niet echt ziek ben ga ik het toch proberen.
De afgelopen dagen heb ik de Quest al klaar gemaakt. Nieuwe RVS Bebop pedalen, voetengaten dichtmaken, racekap ophalen bij Jan en alles bij elkaar zoeken.
Met een vol hoofd zet ik de Quest op de Foldycar voor de rit naar Texel. Dit keer zwijn ik niet. Vorig jaar moest ik maar 35 euro voor de overtocht betalen, dit keer heeft een slimme jongeman in de gaten dat er een aanhanger achter de Audi hangt. Ik moet bijbetalen tot een bedrag van 60 euro.
Ik ben een van de eersten bij de start en kan een mooi plaatsje opzoeken met een zacht graskantje. De wielkappen om de voorwielen plak ik erop. Ook installeer ik de 'staart' weer. Dit lukt minder mooi dan eerder, maar ach.
Ymte blijkt niet mee te fietsen. Zijn achillespees speelt op en hij heeft zelfs zijn Quest niet meegenomen om niet toch te bezwijken voor de verleiding. Als ik me helemaal fit zou voelen zou ik als het een beetje meezit in de prijzen kunnen rijden. Ik heb Cees Roozendaal mijn oude racekap toegezegd. Dat is natuurlijk niet slim want zo kan Cees wel een kilometer of 4 harder rijden. We zullen zien.

Om even na 13.00 uur start ik. Eduard Botter start een halve minuut voor mij, Cees Roozendaal weer een halve minuut daarvoor. Alleen Alwin Visker komt nog na mij. Met de wind in de rug probeer ik snel boven de 60 km/u te komen. Dat lukt vrij snel en met een heel hoge cadans trek ik door naar 64 km/u. Dat kan ik niet vasthouden, de trapfrequentie is met het 57-tands voorblad te hoog. Ik laat de fiets steeds even uitlopen zonder te trappen. Bij 62 km/u geef ik weer volgas tot 64, soms 65 km/u. Ik merk dat ik bij hartslag 156 aan de grens zit. Een korte verhoging tot in de 160 zoals normaal wel lukt, zit er nu niet in.
Ik zie Eduard Botter niet dichterbij komen. Alwin Visker hou ik tot het keerpunt achter me. Maar dan is ie er ook en heeft in de eerste 14,5 km 30 seconden op mij goedgemaakt. Kees van Hattem tilt me snel om en kan dezelfde route terug worden genomen.
Terug is de wind recht tegen. De snelheid lijdt daar natuurlijk flink onder. Ik kan de snelheidsmeter slecht aflezen, maar zie gemiddeld niet meer dan 52 tot 54 km/u op de teller komen. Het lijkt wel of ik een leeglopende band heb.
Wil ik mezelf in de prijzen rijden, dan moet ik Cees Roozendaal binnen een minuut zien te rijden. Maar is dat Cees niet die 500 meter voor me rijdt? Het lijkt er wel op. Ik raap nog een keer alle kracht bij elkaar en rij langzaam naar Cees toe. Een kilometer voor de finish haal ik hem met een behoorlijk snelheidsverschil in. Dat zou een derde prijs kunnen opleveren. Het moment van inhalen is door Ronald Timmer prachtig in beeld gebracht.

Na de finish ben ik dwars af. Niet gek met een stevige verkoudheid en 24 graden C. Ik ben inderdaad derde geworden met een gemiddelde snelheid van 55,6 km/u. Ik ga nadat ik me heb omgekleed op een stoel voor de tent zitten en val in slaap. Dat is, zie ik nu, aan enkele fotografen niet onopgemerkt voorbij gegaan. Thuis gekomen staat de linker voorband leeg.

Foto prijsuitreiking: Jan Botter, de vader van Eduard
Foto vertrek: Jan Reus, de vader van de kappen
Foto op snelheid: Jan Hovestreijdt
Foto achtervolging Cees: Ronald Timmer